De tuinbranche en de uitdagingen op onderwijsniveau
Nederland staat met de groene sector internationaal in de top. De vraag naar goed opgeleid personeel en kennis over de branche neemt daardoor toe, maar uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie blijkt het aantal studenten in het groene mbo-onderwijs juist af te nemen. Deze krimp kan oplopen tot wel 20 procent in de komende tien jaar. Vandaar dat er aanpassingen gedaan worden in de opleidingstrajecten. Onderwijs levert een bijdrage aan de versterking van de sector, waarin hierdoor bijzondere ontwikkelingen plaatsvinden.
Tekst: Job Boers
In het begin van de 20ste eeuw werden de land- en tuinbouwscholen opgericht. Na de Tweede Wereldoorlog was er een flinke terugloop in studenten en werden de scholen bijna opgeheven. Sinds zich in de tachtiger jaren grote veranderingen voltrokken, werden de groene opleidingen (in het voortgezet onderwijs, en daarna in het mbo, hbo en wo) steeds populairder. Nu staan de groene scholen mede door alle veranderingen in de sector en door de coronacrisis voor nieuwe uitdagingen.
De uitdaging van de ‘groene opleidingen’
In het collegejaar 2019-2020 volgden 17.400 studenten een voor de groene sector relevante mbo-opleiding aan een van de dertien agrarische onderwijscentra in Nederland. In het hoger onderwijs volgden in hetzelfde collegejaar 8.000 studenten een relevante opleiding voor de groene sector. Ondanks dat in de afgelopen tien jaar het aantal vrouwelijke mbo’ers dat voor een groen beroep kiest is toegenomen, is het aantal studenten in het groene mbo vanaf 2012 gestaag aan het krimpen.
De daling in het mbo wordt tot en met 2026 landelijk op meer dan 25 procent ingeschat. Daarbij krijgt het groene mbo meer te maken met een krimp dan het reguliere mbo, omdat de AOC’s (Agrarische Opleidingscentra) relatief ondervertegenwoordigd zijn in de Randstad. In deze regio zien we de grootste groei in het mbo ten opzichte van andere regio’s in Nederland Oorspronkelijk was er veel werkgelegenheid voor tuinders, maar technische ontwikkelingen zoals automatisering en digitalisering in de sector hebben gevolgen voor het aantal banen. Dit brengt tevens een verandering mee voor het toekomstig aantal studenten in het groene onderwijs, evenals voor het lesaanbod.
Minder toestroom, meer afgestudeerden
In vergelijking met het totale hogere onderwijs, daalt het aandeel studenten dat een voor de groene sector relevante opleiding volgt. Het aandeel gediplomeerden neemt daarentegen toe. Zo’n 69 procent van de mbo-gediplomeerden heeft een halfjaar na diplomering een baan voor minstens twaalf uur per week. In het hoger onderwijs geldt dit voor 61 procent van de gediplomeerden. Dit betekent niet dat de overige gediplomeerden werkloos thuis komen te zitten. Zowel in het mbo als hoger onderwijs volgt ongeveer 20 procent van de gediplomeerden een vervolgopleiding.
Binnen het mbo valt op dat gediplomeerden van niveau 3-opleidingen en BBL-opleidingen (beroepsbegeleidende leerweg) in veel gevallen direct een baan hebben na hun diplomering. Voor beide opleidingen is dit een logisch gevolg van het reeds werken bij een bedrijf als onderdeel van de opleiding. Voor BOL-opleidingen (beroepsopleidende leerweg) en hoger-onderwijsopleidingen stijgt het aandeel met een baan van minstens twaalf uur in de jaren na diplomering gestaag. Dit komt grotendeels doordat de vervolgopleidingen ook meer en meer afgerond zijn. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan agrarische ondernemers en werknemers in Nederland, als gevolg van verschillende ontwikkelingen in de sector. Andere vaardigheden gaan een rol spelen met betrekking tot nieuwe technologie zoals robots en drones. Hierbij komen onder andere bedrijfstechnische vaardigheden aan bod, die vaak in hbo-opleidingen worden aangeboden. Een mbo-student heeft hierdoor kans op een achterstand in het werkveld.
Vakkennis en juiste vaardigheden
Werken met bloemen en planten is uitdagend en biedt veel perspectieven, zowel in een tuincentrum als in een winkel. Om een goede start te kunnen maken, is voldoende vakkennis en het hebben van de juiste vaardigheden van groot belang – wat het nodig maakt een gerichte opleiding te volgen. De vraag naar goed opgeleid personeel en kennis over de sector neemt namelijk steeds meer toe. Op het groene vmbo-onderwijs gaan leerlingen praktijkgericht aan de slag met planten, bloemen en natuur. In het mbo worden de leerlingen opgeleid voor beroepen in de richting van landbouw en veehouderij. Het hoger onderwijs richt zich meer op het bedrijfskundige aspect van de groene sector.
Keuzes maken
Uit een onderzoek onder vmbo-leerlingen is gebleken dat bij 31,3 procent van de leerlingen één of beide ouders werkzaam zijn in de groene sector. Slechts 12,5 procent heeft vanuit de basisschool advies gekregen om naar een groene vmbo-school te gaan. 87,5 procent van de nieuwe studenten beslist vaak zelf dat groen onderwijs een passend vervolgtraject is.
Groene vmbo-scholen staan erom bekend relatief kleinschalig te zijn, wat één van de belangrijkste redenen is voor de keuze voor een groene middelbare school. Vervolgens blijkt dat een groot deel van de mbo-leerlingen ouders heeft met een eigen bedrijf in de tuinsector. Als er in de toekomst tuinbedrijven verdwijnen, dan is het gevolg dat de kinderen minder snel voor een groene opleiding zullen kiezen.
De rol van Tuinbranche Nederland
Tuinbranche Nederland, de brancheorganisatie voor de gehele tuinbedrijfsketen, is van mening dat goed opgeleid personeel cruciaal is voor professionalisering van de branche. De organisatie maakt zich dan ook sterk voor het stimuleren en in stand houden van vakgericht onderwijs – in samenwerking met retailorganisaties, tuincentrumondernemers en leveranciers. In 2019 is Tuinbranche Nederland gestart met het initiatief Kiem!. Via het platform hoopt men een actieve impuls te geven aan de opleidingsmogelijkheden in de groen- en tuincentrumbranche. Er worden korte trainingen gegeven aan tuincentrummedewerkers om zodoende makkelijke handvatten te hebben om klanten van advies te kunnen voorzien.
De opleidingen bieden daardoor aanvullend, praktijkgericht onderwijs voor alle mensen die in de branche werkzaam zijn. Tevens zet de overheid ook in op educatie. Via campagnes zoals NL Leert Door en hoewerktnederland.nl, is er een groot aanbod geleverd van gratis opleidingen. Tuinbranche Nederland heeft hier dankbaar gebruik van gemaakt door subsidies aan te vragen. Zo kunnen brancheleden 1.200 opleidingen ter waarde van 1.250 euro gratis volgen. Het feit dat de overheid alle kosten van de opleiding betaalt, kan één van de manieren zijn om de tuinbranche vooruit te helpen.
Deel dit bericht