De Verering van Flora
Jubileum-tentoonstelling “In Volle Bloei” zet 17de-eeuwse bloem in de spotlight
In het jubileumjaar trakteert het Mauritshuis zijn bezoekers op een bont boeket, bestaande uit de beste bloemstillevens uit de 17de eeuw. Het museum bezit zelf een zeer rijke verzameling bloem-schilderijen, meesterwerken van Ambrosius Bosschaert, Roelant savery, Jan Davidsz de Heem en Rachel Ruysch. Niet voor niets behoren deze geschilderde boeketten tot de populairste werken uit de collectie. Aangevuld met bruiklenen, schilderijen, prenten en tekeningen, van over de hele wereld vertelt In Volle Bloei het fascinerende verhaal van de geschiedenis van de ‘verering van Flora’. Nergens in Europa stond de wetenschappelijke kennis over flora en fauna op zó’n hoog niveau als in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Mannen én vrouwen bestudeerden met grote passie alles wat groeide en bloeide. Zij creeërden de fraaiste albums waarin minutieus en kleurrijk bloemen en planten waren afgebeeld, inheems en uitheems.
Tuinliefhebbers
Ze werden ‘florilegia’ genoemd, publicaties met ongelofelijk gedetailleerde afbeeldingen in ets of gravure, bedoeld om de schoonheid van bloemen en planten te illustreren. Ze ontstonden omdat onderzoekers flora en fauna niet uit boeken wilden leren kennen, maar door het zelf bestuderen en daarna afbeelden ervan. Dus werd er uitgebreid gekweekt en verzameld, bestudeerd en getekend. De tentoonstelling laat verschillende beroemde publicaties zien Uit 1601 stamt het boek Rariorum plantarum historia van de hand van Carolus Clusius (1526-1609) de arts en botanicus die vanaf 1594 de Hortus Botanicus in Leiden leidde. In het boek beschreef hij (en beeldde hij af) meer dan 100 nieuwe plantensoorten. Clusius werd omringd door een internationaal netwerk van tuinliefhebbers en amateur-botanici uit de hogere kringen, onder wie diverse vrouwen. Het was dus ook niet toevallig dat vanaf 1600 het geschilderde bloemstilleven ‘opeens’ als genre ontstond.
Suriname
Maria Sibylla Merian (1647-1717) was kunstenaar én onderzoeker en liet een omvangrijk oeuvre na van botanische tekeningen en baanbrekende natuurwetenschappelijke publicaties. Ze maakte kleurrijke tekeningen van vlinders en insecten in hun natuurlijke leefomgeving. In 1699-1701 ondernam Merian met haar dochter een reis naar Suriname om onderzoek te doen naar de insecten van dat land. Dit resulteerde in haar beroemde boek Metamorphosis Insectorum Surinamensium Ofte Verandering der Surinaamse Insecten (1705). Daarnaast publiceerde ze onder meer een meerdelig Rupsenboek, waarvoor ze haar leven lang onderzoek deed en tekeningen maakte. In de tentoonstelling is dit boek te zien, naast één deel van haar Rupsenboek en twee van haar uiterst gedetailleerde, kleurige tekeningen.
Tulpomanie
De tulp, tegenwoordig gezien als ’typisch’ Hollands, kwam helemaal niet uit deze streken, maar via Turkije uit onder meer Azië. In de 17de eeuw werd deze bloem heel snel razend populair en dus ook afgebeeld in talloze prachtige tulpen-boeken. Van Judith Leyster (1609-1660) is een tulpenalbum uit het Frans Hals Museum te zien, met een zeer verfijnde tekening van een tulp genaamd ‘De Vroege Brabantsson’. Samen met (mogelijk) haar oom Jan, was Maria Moninckx (1676-1757) naamgeefster van de zogenaamde Moninckx-atlas van de Amsterdamse Hortus Botanicus. De 425 waterverftekeningen van uitheemse planten die daar vanaf 1686 groeiden, zijn samengebracht in negen banden waarvan drie in de huidige tentoonstelling te zien zijn. De Vroege Brabantsson was één van de tulpen die tijdens de Tulpomanie van 1637 net zo veel opbracht als een grachtenpand in Amsterdam. Een spectaculaire windhandel werd gevolgd door een even dramatische instorting van de prijzen, talloze tulpen-investeerders geruïneerd achterlatend.
Versailles
Al deze bloemen en planten waren afkomstig uit tuinen, kassen en oranjerieën van buitenplaatsen die in de 17de eeuw over heel Europa beroemd waren. Zorgvliet, Lockhorst, Huis Honselaarsdijk, Vijverhof en Gunsterstein waren wat betreft hun uitgebreide tuinen household names onder botanisten en plantenverzamelaars. De Engelse auteur en wetenschapper John Evelyn schreef in 1686: ‘(…) ze [de Hollanders] zijn daar zo universeel op tuinen ingesteld (…) dat hun verering van Flora, en de parterre [het bloemperk] buitengewoon is’. De Fransen, schreef Evelyn, hadden met Versailles hele grote tuinen maar ’toch worden tuinen nergens zo net en precies onderhouden [als in de Republiek]’.
Deel dit bericht