“Natuur opnemen in je omgeving wordt normaal”
Het bedrijf levert aan grote afnemers zoals Welkoop, Intratuin en Praxis, maar net zo goed en graag aan de bloemist op de hoek van de straat; Tuinplus, groothandel in zaden en aanverwante artikelen. Eigen zadenmerken vormen de basis. Maar ook bijvoorbeeld bloembollen, champignons, tuinartikelen en kweekbenodigdheden vinden hun weg naar de retail. En vogelvoederproducten, waar de onderneming ooit mee begon toen de zaadhandel wat minder liep. Pets & Green Business sprak met Peter Laan, vijftien jaar directeur en zoon van medeoprichter Koos Laan over zijn visie op de ontwikkelingen in de markt.
Tuinplus komt voort uit De West-Friese Zaadhandel in Andijk, die Koos Laan in 1978 overnam van zijn werkgever die naar Amerika emigreerde. Destijds waren tuinverenigingen en particulieren de belangrijkste afnemers. Tuinplus ontstaat in 1992, door samenvoeging van bedrijven in dezelfde sector: Jeltes zaden, J. Sluijs, Pieterpikzonen en De West-Friese Zaadhandel. Later sluit het merk Oranjeband aan. In 2003 verhuist Tuinplus vanwege ruimtegebrek van Andijk naar het Friese Luinjeberd, waar het intrekt bij Pieterpikzonen. Ter aanvulling wordt er een groot distributiecentrum in Heerenveen gebouwd. Dat wordt in 2022 in gebruik genomen. Vandaag de dag is Peter Laan geen eigenaar meer (Pieterpikzonen, nog steeds een familiebedrijf, is de enige eigenaar), maar wel directeur.
Je wordt omschreven als een creatieve ondernemer…
“Ik ben in elk geval enthousiast over ons product, geloof in ons bedrijf en probeer, net zoals andere ondernemers dat doen, ons te onderscheiden van de concurrent. Ik probeer een zo goed mogelijk resultaat te halen, maar realiseer me ook dat we met een bedrijf te maken hebben dat best lang bestaat en dat we dat nog heel lang willen laten voortbestaan. Tuinplus heeft langdurige relaties, met zowel grote afnemers als kleinere. We hebben vertegenwoordigers op de weg, want persoonlijk contact vinden we heel belangrijk. We bieden goede producten voor een goede prijs.
Aandacht voor buitenleven
We zien de laatste jaren toenemende aandacht voor het buitenleven. De coronatijd heeft dat versterkt, maar al voor corona zagen we dat er meer verbinding met de natuur om het huis ontstond, meer oog voor alles dat leeft. Met name het gebruik van groentezaden en het creëren van bijenlinten ter bevordering van de biodiversiteit nam toe. Die trend is in 2017/2018 ingezet. Er was al veel aandacht voor weten wat je eet, lokaal consumeren, seizoenproducten en onbespoten voedsel. Maar het besef dat je kleinschalig, op een paar vierkante meter, al je eigen groenten kunt verbouwen en dat bijvoorbeeld een vijver ook veel leven in je tuin geeft, is zo’n vijf, zes jaar echt trendy. Zowel jongeren als de oudere generaties zijn ermee bezig. Dus wij ook.
Stapje terugdoen in omzet
Het omzetten van die trend in producten vraagt creativiteit. De producten waar vraag naar kwam hadden we al, maar we hebben ze in nieuwe materialen ontwikkeld. Bijvoorbeeld in producten die kunststof kunnen vervangen. Dan krijg je een snoeischaar met een houten handvat. Dat is wel een stuk duurder dan kunststof. Maar zo krijg je wel een duurzamer product. En we vroegen ons af: moet die verpakking wel zo groot zijn. We hebben ook naar alternatieven voor drukwerk gezocht; doen we dat zonder of met laklaag? Zonder laklaag heeft UV vrij spel, verbleekt de verpakking en verkoop je het product niet meer. We hebben turfalternatieven in potgrond bedacht. We zijn voor een nog betere kwaliteit gegaan, waardoor een product nog langer meegaat en dus duurzamer is. Bij dit soort ontwikkelingen moet je soms een stapje terugdoen in omzet. Het is een kwestie van proberen, testen, mislukkingen ervaren en opnieuw proberen. Dat vergt tijd, inzet en geld.
Balkons met planten in Parijs
Een andere trend waarvan we verwachten dat die blijvend is, is het kleinschalig tuinieren in steden. Dus op het balkon, in de vorm van verticale systemen of microgroenten, of in een gezamenlijke stadstuin. De behoefte om zelfvoorzienend te zijn, al is het maar voor een deel, neemt toe. Kijk maar eens hoeveel balkons met bloemen en planten er in een stad als Parijs zijn. Bij ons is dat nog geen 20 of 25 procent. Daar zit een toename in. Er is communicatie voor nodig om mensen bewust te laten worden van het feit dat je, hoe klein je ook woont, zelf groenten kan kweken. Op het dak, op het balkon of in de buurttuin. Een deel doet dat nu uit idealisme. Een ander deel, en die groep wordt langzaam groter, doet dat als onderdeel van hun leven. Natuur opnemen in je omgeving wordt dus normaal, in welke vorm dan ook. De
één kweekt groente, de ander hangt een vogelhuisje op. Via de media proberen wij dat beeld te communiceren. Een programma als Heel Holland Bakt, maar dan over moestuinen, zou een geweldige impuls kunnen geven. De community Makkelijke Moestuin, gericht op kleinschalig kweken op een eenvoudige manier, is een mooi initiatief dat bijdraagt aan opname van natuur in je omgeving. Het is een verandering die langzaam gaat, maar uiteindelijk betekent het, denk ik, een grote transitie die over twintig, dertig jaar een feit is.
Spruitgroentekweek in huis
Andere verwachtingen? Ik ben geen trendwatcher, maar we proberen soms wel trends te creëren. Nu al zie je dat mensen zelfs in huis groenten gaan kweken; bijvoorbeeld slaplantjes die je jaarrond binnen kunt kweken. Ook spruitgroenten als taugé en microgroenten kun je tamelijk eenvoudig thuis kweken. Ze zijn heel voedzaam. Een beetje broccolikers door je salade is net zo voedzaam als het eten van een hele broccoli. Dat is niet zomaar ingeburgerd. We moeten er een lange adem voor hebben. Het zit namelijk niet in het systeem van de consument. We werken ook steeds aan kwalitatief nog betere producten, om de consument langer met een product te laten doen. Bewustwording dat we niet ongebreideld kunnen consumeren, is ook in onze branche actueel. Vandaag de dag zie je steeds vaker duurzaamheidspleinen in tuincentra. Er wordt gepropageerd om minimaal één regenton aan te schaffen, of die nu van kunststof of hout is. Dat is een goede zaak.”